Direct naar artikelinhoud

Ludieke campagne hekelt foute ontwikkelingshulp

Ontwikkelingshulp schiet al te vaak zijn doel voorbij, zo klaagt een Noors-Afrikaanse groep academici aan. Met een ludieke campagne sporen ze Afrikanen aan om hun kachels naar het barre Noorden te sturen, om zo de Noren te beschermen tegen de vriesdood.

"Noorwegen kreunt onder de kou. We moeten laten zien dat we om hen geven en hen wat warmte sturen", zo roepen Afrikaanse artiesten op in het kerstmisdeuntje 'Afrika voor Noorwegen'. Bij het lied hoort een videoclip vol Noorse horrorbeelden waar je neus van afvriest.

De bedenkers achter 'Radi-Aid', een verwijzing naar 'radiators', zijn Noorse studenten en academici van Afrikaanse origine. Hun boodschap: stel dat dit de enige beelden waren die we van Noorwegen hadden, hoe zouden we dan over het land denken? In één adem hekelen ze de stereotypen over Afrika: armoede, honger, misdaad en aids.

'Die sukkelaars toch'

"Het is goed dat er eens een filmpje komt dat het nut van ontwikkelingshulp in vraag durft te stellen", zegt Sibo Kanobana, cultuurwetenschapper met Congolese roots (UGent). "Onze goedbedoelde acties zijn inderdaad vaak absurd. Met muskietennetten, tonnen voedsel en kledij raak je niet aan de essentie van het probleem: waar komt de miserie vandaan? Sinds de Onafhankelijkheid is er al meer dan duizend miljard euro in Afrika gepompt, maar de hulp mist zijn doel. Zo ontstaat het beeld van onbeholpenheid. 'Ocharme, die sukkelaars.' Het bevestigt een vooroordeel."

De campagnevoerders benadrukken dat er ook positieve verhalen te rapen zijn in Afrika. "Gelijk hebben ze", vindt Kanobana. "Ik ga niet onder stoelen of banken steken dat er problemen zijn, maar er gebeuren ook mooie dingen. In Tanzania, bijvoorbeeld. De inwoners zijn er straatarm, maar er heerst sociale harmonie en democratie. Daar zie je geen straatkinderen die lijm snuiven. Ook in Oost-Congo, dat alleen het nieuws haalt door de rebellen, heb je initiatieven om aan cultuur en sport te doen. Er heerst respect tussen de gemeenschappen, een toonvoorbeeld van hoe diversiteit kan werken. Maar dat krijg je nooit te zien."

"Zolang we de ander blijven zien als een ongelijke kunnen we niet helpen", meent Olivia Rutazibwa, Afrikakenner bij het magazineMO* met Rwandese roots. Zij werkt aan een doctoraat over de zin en onzin van ontwikkelingshulp (UGent). "We hebben een te ongenuanceerd beeld. De Afrikaan is altijd een mens in nood, een slachtoffer, iemand die zelf niet kan nadenken. We houden hem in dat ene vakje: de hulpeloze. Dat verkeerd beeld leidt tot foute hulp. Voor de verkiezingen in Afrika trok de Europese Unie miljoenen euro's uit, maar het gros van het geld ging naar dure stemcomputers en naar experts die de stembusslag moesten legitimeren. Terwijl die mensen alleen pen en papier nodig hadden. En waarom voedsel sturen tegen dumpingprijzen als je zo de lokale markt kapot concurreert?"

"Als hulp meer slecht dan goed doet, dan is dat een ethisch argument om niet te helpen. Wij denken vaak: we hebben het goed, dus wij weten het beter. We willen bijdragen tot democratie, maar staan die zelf in de weg. Want de mensen om wie het draait, hebben geen inspraak. Dat hele systeem moeten we grondig herdenken."

Bottom-up

"Je behaalt pas duurzame resultaten als er tweerichtingsverkeer is", beaamt Dirk Van Maele, directeur van ontwikkelingsorganisatie Plan België. "Wij moedigen de bevolking aan om zelf haar behoeften te formuleren en analyses te maken. Laat het paternalisme achterwege. Op dat vlak ben ik optimistisch: ngo's die nu nog vasthouden aan die oude aanpak zullen op termijn uit de boot vallen. Voor overheden is de bottom-upbenadering de toekomst."