Direct naar artikelinhoud

Bart Maddens: Het zwarte gat in de lokale partijfinanciering

We worden dezer dagen overspoeld met foldertjes voor de lokale verkiezingen. Waar halen de politici het geld vandaan om dat allemaal te betalen? Eigenlijk weten we dat niet precies. Nochtans hebben we in België een vrij strenge wetgeving die de partijen ertoe verplicht om hun boekhouding publiek te maken. In de nasleep van het Agusta-schandaal werd beslist dat die boekhouding betrekking moest hebben op alle componenten van de partij: vormingsorganisaties, fracties, studiediensten, enzovoort. Maar wat de lokale partijafdelingen betreft werd de grens getrokken onder de provinciale partij-afdelingen. Alles onder dat niveau blijft buiten beeld.

In 2008 kreeg België een aantal experts van GRECO over de vloer. Dat is een organisatie binnen de Raad van Europa die zich bezighoudt met de strijd tegen corruptie. Het rapport van GRECO over de Belgische wetgeving inzake partijfinanciering was ronduit vernietigend. Een van de punten van kritiek was precies het ontbreken van transparantie op lokaal niveau. Ook de financiën van de lokale afdelingen zouden moeten worden opgenomen in de geïntegreerde boekhouding van de partijen, vindt GRECO. Maar de partijen houden die boot af. Ze wijzen erop dat het onbegonnen werk zou zijn om de boekhouding van honderden grote en kleine afdelingen te consolideren in één omvattende boekhouding. Kan zijn, maar je zou het ook zo kunnen organiseren dat de boekhouding publiek wordt gemaakt op het niveau van de gemeente.

Of zouden de partijen hun lokale afdelingen niet echt vertrouwen? Het vermoeden bestaat al langer dat de wijze waarop de lokale partijafdelingen worden gefinancierd niet helemaal koosjer is. Ook op het lokale niveau zijn giften van bedrijven verboden. Maar het is niet gemakkelijk om de grens te trekken tussen het doen van een gift en het sponsoren van een evenement (van pensenkermis tot mosselfestijn). Wellicht maken sommige lokale partijbonzen gretig van die schemerzone gebruik om de handelaars en ondernemers van de gemeente te laten opdraaien voor een deel van de campagnekosten. In sommige gemeenten bestaan er verenigingen die formeel los staan van de partij (en dus onbeperkt giften mogen ontvangen), maar er toch nauw mee verbonden zijn. Denk aan de 'liberale vriendenkringen' of de 'vriendenkringen van socialistische gepensioneerden'. Eerder dit jaar werd inLe Vif/L'Express (13 april 2012) ook het fenomeen van de 'bals van de burgemeester' aan de kaak gesteld. Die bals zijn vaak hybride evenementen, deels georganiseerd door de gemeente en deels door de partij. De controle op de financiën ervan blijkt een lachertje.

De kandidaten en de lijsten moeten wel een aangifte doen van hun campagne-uitgaven en de herkomst van de middelen. Dit laat ons toe om enig zicht te krijgen op de financiering van de lokale kiescampagnes. Maar hier is het probleem dat die aangiften niet systematisch worden gecontroleerd. Voor alle andere verkiezingen worden de aangiften verzameld door de parlementaire controlecommissies (federaal of regionaal). Die commissies publiceren een rapport en doen uitspraak over de juistheid van de aangiften, op advies van het Rekenhof. Ook daarvan moet men zich niet teveel voorstellen, maar er is tenminste een minimum aan controle. De aangiften voor de lokale verkiezingen daarentegen liggen gewoonweg vijftien dagen ter inzage op de rechtbank van eerste aanleg. De uitgaven van de lijsten en de kandidaten worden niet publiek gemaakt in een rapport. Het is pas als er een klacht wordt ingediend dat die aangiften tegen het licht worden gehouden.

Hervorming Senaat

Nochtans zijn de bedragen die bij lokale verkiezingen over de toonbank gaan niet bepaald verwaarloosbaar. Uit ons eigen onderzoek blijkt dat er bij de verkiezingen van 2006 in de dertien Vlaamse centrumsteden alleen al 5,2 miljoen euro werd uitgegeven door de lijsten en de kandidaten. Gemiddeld wordt een derde van de uitgaven van de kandidaten door de lokale partij betaald. Die steun voor individuele campagnes inbegrepen bedraagt de gemiddelde kostprijs voor de lokale partijafdeling (in een centrumstad) zowat 55.000 euro. Bij de traditionele partijen loopt dat zelfs op tot 71.000 euro. De kiezer heeft het recht om te weten waar dat geld precies vandaan komt.

Gelukkig is er zicht op beterschap. De hervorming van de Senaat dwingt de partijen ertoe om de wetgeving inzake de partijfinanciering te herzien. Zonder een wijziging verliezen de partijen jaarlijks ongeveer 9 miljoen euro aan overheidsfinanciering. Dat zou op zich een mooie besparing zijn. Maar de partijen denken daar duidelijk anders over. Laat ons hopen dat de op stapel staande wetswijziging meer wordt dan een nieuw rondje financiële zelfbediening. Laat ons hopen dat de politici van de gelegenheid gebruik zullen maken om de adviezen van GRECO ter harte te nemen en de lokale partijfinanciering uit de schemerzone te halen.