Direct naar artikelinhoud

Uitstel is geen afstel

In De Bleekweide in Gent begeleidt Anna Van der Cruyssen jonge mensen. Een meisje zag het leven niet meer zitten na de dood van haar zus. Of ze al beter is, vraagt mama. Beter? Na twee gesprekken?

"Bedankt dat je me daarnet even aan het lachen bracht!" Ze schaterlacht en gaat me voor in de gang. Ik volg haar ferme tred en voel me opgelucht. Blij ook, om haar stem en leeftijd eindelijk bij elkaar te zien passen. Te oud ziet ze er al uit, niemand schat haar leeftijd juist in, wat vaak leidt tot overschatting. Ze is mooi, groot en eigenzinnig. Draagt kleren die niet lijken te kloppen. Te grote jas, te korte broek, te hoge hakken, te fel gekleurde kousen.

Luid pratend dalen we de trap af. Lachend. We houden ons goed vast aan de leuning, want vallen heeft dit meisje al genoeg gedaan. Haar mama wacht haar beneden op. Plots voelt de gang kouder aan, of ís het gewoon koud? Meteen richt het meisje haar blik naar beneden.

"Is ze nu al beter?" Ergernis klinkt door in mama's stem. "Beter?", vraag ik haar. Ondertussen zie ik een lachend kind verdwijnen. Met hopeloze blik kijkt ze me aan.

Of ze al terug naar school kan? Haar examens zijn uitgesteld. En dat uitstel geen afstel is. Of ik weet heb van de realiteit en dat die niet is verdwenen.

Ik kijk de mama aan en merk op hoe ik mijn hand tegen de muur laat rusten. Alsof ik zelf steun zoek om haar dochter steun te bieden.

"Beter? Na twee gesprekken?", vraag ik.

Ik herinner me haar moeders stem tijdens een eerste telefoongesprek nog goed. Of ik hen kon helpen met hun dochter. "Het gaat niet goed met haar, ze wil niet meer leven." Grote paniek in de omgeving. De zus, het kind, de leerling van toen, die was er al een tijdje niet meer. Iedereen zag hoe zij zich meer en meer afsloot en hoe de dood langzaam grip op haar levenslust kreeg.

Ook het eerste gesprek met het meisje herinner ik me goed. Hoe de pijn zich in haar keel had vastgekluisterd en haar tranen veelvuldig hadden gestroomd. Ik herinner me dat ze zich eenzaam en klein voelde op de grote wereld. Dat er een juf was die ooit contact met haar kreeg, die ze langzaam was gaan vertrouwen maar die plots verdween. Reorganisatie. Ze wilde dood, want ze wilde bij haar zusje zijn. Toen ik zei dat ik niet wist dat haar zusje was gestorven, had ze achteloos haar schouders opgehaald. De dood hoort nu bij het verleden, maar er gaat geen dag voorbij of ze hoort haar zusje roepen. Dat het tijd is om te gaan en bij haar te komen, dat ze daar boven is, helemaal alleen in de hemel.

Wat er met haar zusje gebeurd was, vroeg ik haar. Samen werden ze op sinterklaasdag wakker. Ze speelden een wedstrijdje 'om ter eerst van de trap'. Dat het de leukste dag van het jaar zou zijn en dat haar zusje bij het binnenkomen plots neerviel. Ze is nog niet vergeten hoe haar mama schreeuwde en papa haar zus in de sofa legde. Hoe haar zusje nog even riep dat ze pijn had en het toen langzaam stil werd. Hoe zij tegenover haar zusje zat, hoe lang minuten kunnen duren als je voor iemands leven vreest. Dat ze graag wilde helpen, maar dat niet deed. Ze bleef stil in een hoekje op de grond zitten. Ze herinnert zich hoe het speelgoed onaangeroerd is blijven staan, dat het na weken uiteindelijk werd opgeborgen en dat zij er sinds die dag met niemand meer over heeft gepraat.

En nu staan we met ons drietjes in de gang. "Twee gesprekken zijn best weinig, maar er gebeurde al heel veel." Ik zeg dat haar dochter uiteindelijk weer moedig voor het leven kiest. Maar dat ze wankel zijn, die eerste stapjes. Dat ze al af en toe lacht, maar nog steeds die vreselijke beelden ziet. Dat ze niet meer op de grond zit en het haar als bij wonder lukt om recht te staan. Dat ze zich al beter voelt, maar dat nieuwe leerstof opnemen enkel lukt als oude beelden verdwenen zijn.

Uiteindelijk gaan ze samen naar huis. "Uitstel is geen afstel", hoor ik de mama zeggen. Ik hoop dat het meisje daar anders over denkt.

Ik zie het vaak dat jonge kinderen weinig tot geen tijd krijgen om te herstellen, om oud en nieuw verdriet te verwerken. Te snel verwachten we dat ze verder kunnen gaan. Dat ze wel zullen leren omgaan met de dingen die zij op hun weg tegenkomen. Op die manier leert men om niet meer te voelen. Enkel ratio stelt hen in staat om te overleven.

"Alles kent een tijd of plaats", hoorde ik een man ooit vertellen. Een wijze raad die ik nooit vergeten ben.