Direct naar artikelinhoud

Uit de kont, uit het hart

Iedereen doet het en geniet ervan. Toch maken we er amper woorden aan vuil. Tenzij in kinderlijke eufemismen als 'grote boodschap' of 'nummer twee'. Hoog tijd, zo vond bioloog Midas Dekkers, om in te zoomen op het laatste taboe van deze tijd. Hoog tijd voor een boek over poep.

En dus ook hoog tijd voor een uitgebreid interview over wat zich in het kleinste kamertje afspeelt. Voor u uw neus ophaalt of uit afgrijzen de krant dichtslaat, bedenk even dit: over seks werd je lange tijd ook niet verondersteld te praten, laat staan te schrijven. Terwijl boekhandels vandaag vol staan met zelfhulpboeken voor tussen de lakens.

Maar zo vrij als we nu onze avonturen in de slaapkamer bespreken, zo onbesproken blijven onze activiteiten op de wc. Poepen mag dan de meest menselijke daad zijn die je kunt bedenken, we wringen ons letterlijk in allelei bochten om de buitenwereld en elkaar voor te houden dat het niet bestaat.

Wie op restaurant voelt dat het hoofdgerecht zijn uitwerking niet mist op het darmstelsel, sluipt als het ware van tafel en haast zich als een gek om binnen de vijf minuten terug te zijn. Zoniet riskeer je argwanende blikken van tafelgenoten. Op het werk worden stiekem deodorants meegesmokkeld in de wc's, en menige vrouw riskeert nog liever een darmverstopping dan dat haar geliefde vanuit de aangrenzende kamer een plons in het toilet hoort.

Boeken over onze stoelgang vond je tot dusver al helemaal niet, of het moest in de afdeling 'kinderopvoeding' of 'vieze moppen' zijn. Wie beter dan Midas Dekkers om daar verandering in te brengen? De Nederlandse bioloog bewees met zijn boeken over roodharigen en bestialiteiten eerder al dat hij geen onderwerp uit de weg gaat. Ook in De kleine verlossing blijft geen facet van de darmflora onaangeroerd. Van de geur en de kleur ("gele poep krijg je van rabarber") tot de walging en de lust.

Het boek is een mix van cultuurgeschiedenis, antropologie, biologie, filosofie en fijne weetjes. Of wist u al dat de duurste koffie ter wereld wordt geoogst als poep, lippenbalsem in Alaska gemaakt wordt van elandendrek en zittend poepen de nodige risico's inhoudt?

"Zelden heb ik zo gezwoegd op een boek", vertelt Dekkers, terwijl hij een kopje thee inschenkt in zijn huiskamer in Weesp, bij Amsterdam. "Een half jaar heb ik zitten zoeken naar de juiste toon. Humor is goed, maar daarmee riskeer je dan weer dat mensen het niet serieus nemen. Het probleem begint al bij de woordenschat. Vind er maar eens een fatsoenlijke benaming voor. Het wordt al snel te medisch, te kinds of te lollig.

"'Poepen' wordt in Nederland nog het meest gebruikt. Maar toen ik het ook in de titel wilde verwerken, begon de uitgever in België te steigeren. Blijkbaar betekent 'poepen' ook nog iets anders in het Vlaamse dialect (lacht)."

Waar haalt een mens de inspiratie om een boek over poep te schrijven? Op het toilet?

"Nee, in de boekwinkel. Al die kookboeken: we hebben van eten echt een cultuurtje gemaakt. En zodra we het hebben doorgeslikt, denken we dat het afgelopen is. Terwijl het dan nog maar net begint. Zoiets intrigeert een bioloog.

"Als schrijver is het ook interessant om een onderwerp te kiezen waar nog geen pennen op versleten zijn. Een onderwerp waar niemand anders het blijkbaar over durft te hebben. Wel lastig voor de research. Ik had het 'geluk' dat de bibliotheek van wijlen Gerrit Komrij werd geveild. De man had blijkbaar de grootste verzameling poepboeken in Europa. Die heb ik voor weinig geld op de kop kunnen tikken. Blijkbaar zijn weinig mensen happig om lectuur over 17de-eeuwse drollen aan te schaffen."

Vanwaar die omerta over alles wat met poep te maken heeft?

"Poep vies vinden is even aangeleerd als witloof niet lusten. Het is een - vrij recent - cultuurgegeven. De censuur start in de Victoriaanse periode. Toen is de dubbele moraal uitgevonden. De mensen deden viezer dan ooit, maar er werd met geen woord over gesproken. Daarvoor hoorde kak gewoon bij het leven, getuige de vele prachtige illustraties over poepen en plassen uit die tijd. Ook al omdat het toen onmogelijk was om eraan voorbij te gaan. Stront was overal, in de straat of binnen. Zelfs bij de chique mensen thuis stonk het ernaar, omdat die stronttonnetjes nu eenmaal ergens moesten staan.

"Maar na de uitvinding van het watercloset, het eerste toilet, kon men plots doen alsof het niet meer bestond. Ideaal voor de rijkeren die zich wilden afzetten tegen de lagere klassen. Tegen alles wat dierlijk leek en te maken had met de lagere organen. Het heeft voor een stuk ook met onze existentiële angsten te maken. Terwijl eten wordt gelinkt aan energie, verbinden we uitwerpselen onbewust gelinkt aan de dood, het vergankelijke."

Heeft de afkeer niet gewoon te maken met de geur?

"Zeker. Alsof je de hel ruikt. Daar is overigens een goede biologische reden voor: het zorgt ervoor dat we met onze handen van uitwerpselen zouden afblijven. Veel ziekten en parasieten gebruiken ontlasting immers als transportmiddel. Mensen hebben dus ook een natuurlijke afkeer van poep. Maar dat is nog geen reden om het dood te zwijgen. Poep doet pas kwaad als je met veel mensen dicht op elkaar leeft, met slecht sanitair."

"Bovendien kan het ook een bron van genot zijn. Balzac zei het al: 'Er gaat niets boven het genoegen van een flinke drol.' Thuis, een halfuurtje op je eigen wc, krantje uitlezen, even een kruiswoordpuzzel oplossen. Van seks kan ik nagenieten, maar van poepen zo nodig nog meer. Het gebeurt dat ik een half uur later nog met een grote smile zit. Soms heb je ook zo'n mooie tekenfilmdrol, stevig en rijk van kleur. Zo perfect dat je je moet bedwingen om je vrouw te roepen om eens te komen kijken."

Doet u dat dan ook?

"Nee, dat is een brug te ver. Ik en mijn vrouw hebben een zeer intieme relatie. Maar poepen en plassen: graag de deur dicht. Wel zeg ik nadien soms: dit was me er eentje, zeg. En dan is mijn echtgenote zo aardig om de nodige interesse te tonen. Onszelf toestaan om ervan te genieten is deel van het plezier. Door al die jaren niet openlijk over seks te praten zijn heel wat mensen ook veel genot misgelopen door onnodige schaamte."

Poep is ook een sociaal bindingsmiddel, schrijft u.

"Wat is er barmhartiger dan een verpleegster die je poep opruimt? Kak en zorg zijn onlosmakelijk verbonden. Vaders en moeders eren het ouderschap met offerandes van poep en pis. En onze liefde voor onze huisdieren tonen we evengoed door hun bak te verschonen, of de hond uit te laten.

"Toen het verplicht werd om hondendrollen op straat met zo'n dun plastic zakje op te ruimen, was ik er zeker van dat het aantal hondenhouders drastisch zou dalen. Niets bleek minder waar. Poep is de valuta waarin de liefde wordt verhandeld."

Is het daarom dat u het als 'bruin goud' bestempeld?

"Nee, ook voor de economie is stront als goud. Eeuwenlang bepaalde de poep de welvaart van de boer: hoe meer drek, hoe meer mest en hoe meer oogst. Het Japanse en het Chinese rijk zijn zelfs volledig opgetrokken uit mensenpoep. En wij spoelen zoiets kostbaars gewoon weg met liters al even kostbaar water. We moeten af van die onzinnige wegwerpmaatschappij, zeker nu een groot gebrek aan grondstoffen dreigt.

"Neem nu fosfaat. Vroeger werd fosfor gewonnen uit urine en poep. Nu halen we het uit bergen in Marokko en Zuid-Amerika. Hele bergen worden er daar kapotgehakt om hier op onze velden genoeg fosfaat te kunnen strooien. Je kunt nu al uitrekenen dat die mijnnen daar over een eeuw volledig leeggehaald zijn. Terwijl onze poep vol zit met fosfaat. Maar onze kak durven we niet over onze akkers te verspreiden, uit angst voor ziekten. Waarom zijn we zo dom? De riolering is gekkenwerk. Daar moeten we een eind aan maken."

Dreigt het dan niet wat onsmakelijk te worden?

"Het is gewoon een technische kwestie. Maak er compost van. Het komt er op neer om al die menselijke ontlasting op een verstandige manier te verzamelen: via een scheidingsstation de nuttige stoffen uit de stoelgang halen en het zo geconcentreerd mogelijk van jouw huis naar de poepfabriek loodsen. Nog een reden waarom we dringend meer over poep moeten durven te praten. Anders hadden we al lang een oplossing gevonden voor het grondstoffenprobleem."

U pleit ook voor meer poeponderzoek.

"Ik durf rustig te stellen dat er per jaar in België en Nederland zo'n duizend mensen te veel sterven omdat er zo weinig onderzoek naar onze stoelgang is. Jongeren willen hartchirurg worden. Er is er geen één die denkt: ik ga geneeskunde studeren om later lekker in de poep te graaien. Dus blijft het een blinde vlek. Vroeger werd er dan wel niet over gesproken, er was wel meer belangstelling voor. Mensen spoelden hun darmen met klisteerspuiten dat het een lieve lust was. Uit angst voor ziekten, en de dood. Tegen melancholie, nachtzweten, kolieken, of als verjongingskuur. Het kwaad moest eruit. Tegenwoordig heet dat detoxen (lacht).

"Ik merk wel dat steeds meer mensen door krijgen dat darmen een enorm belangrijk orgaan zijn. Het is de kern van het leven. Iedereen heeft de mond vol over eetstoornissen, maar er zijn volgens mij nog meer darmkwalen. Hopelijk worden we weer wat analer. Want wie naar de dokter moet met een darmprobleem, doet dat nog te vaak met het schaamrood op de wangen."

Is dat de bedoeling van uw boek: het taboe doorbreken?

"Nee, ik ben 63. Dat is te oud om nog taboes te willen doorbreken. Maar een herwaardering voor die vergeten kant van het leven zou wel leuk zijn. Immers: we brengen toch gemakkelijk een jaar van ons leven door op de pot. En dat is ook het leuke aan poepen: even alleen in een klein hokje, volledig afgezonderd van de wereld. Al is het maar een kwartiertje."

Zaterdag 22/2 om 16u30 gaat Midas Dekkers in gesprek met De Morgen-journaliste Sjoukje Smedts op het Mind The Book-festival in de Gentse Vooruit. www.mindthebook.be

Midas Dekkers, De kleine verlossing. Of de lust van ontlasten, Atlas Contact, 256 p., 21,99 euro.