Direct naar artikelinhoud

'Oprechtheid zou geen stempel moeten zijn; dat is toch maar het minste?'

Terwijl de modewereld gestaag zijn pijlen richt richting ethisch en ecologisch verantwoord, reikt de boog van Antwerps ontwerper Jan-Jan Van Essche drie lengtes verder. Zijn discours handelt niet meer over 'slow design' maar over een nieuw mensbeeld tout court.

Zaterdagmiddag in hartje Seefhoek, de eeuwig verguisde buurt van Antwerpen-Noord waar geen enkele gevel er afgelikt bij staat. In een groot, ietwat duister pand met bijzonder hoge plafonds ontmoeten wij modeontwerper Jan-Jan Van Essche. Als een zwarte, ranke schim met een tulband van dreadlocks en een barokke baard struint hij door de galmende ruimte gevuld met stug ateliermeubilair, opgestapelde rollen stof en prullaria.

Sinds 2010 ontwerpt Jan-Jan hier in de smeltkroes van Antwerpen-Noord. Zijn product bestaat uit sober gekleurde oversized kledingstukken vervaardigd uit tedere stoffen en verdwijnt vooral naar het buitenland. In Belgenland blijft hij onder de radar, in New York wordt hij door de The Times gestrikt voor een interview. En dan is er Japan, waar winkels een fanbase voor hem hebben uitgebouwd. "In Japan verkoop ik een collectie uit binnen de twee weken", zegt hij. "Nu, het gaat niet om gigantische orders; ik creëer een nicheproduct. Maar ik vind er wel een appreciatie die ik op andere plaatsen zelden aantref".

Dat Jan-Jan vooral ver aan de einder populair is, komt omdat hij maar al te vaak versleten wordt als 'etnische ontwerper'. Die beschrijving kreeg hij van in den beginne opgeplakt en is ietwat kort door de bocht. Niettemin zijn er geldige argumenten voor dat etiket. In 2003 studeert Jan-Jan af aan de Antwerpse Modeacademie met de collectie Wadada uit rijkelijk gekleurde waxprintstoffen (denk aan de gemiddelde Congolese mama uit de Matongé-wijk). De collectie geeft een evolutie weer van maatpak tot boubou: van ultiem tailor-kleding tot eenvoudige one-piece pattern (een boubou is een kleed dat bestaat uit niet meer dan één vierkant stuk stof). De pers spreekt meteen over een Afrikaanse collectie, Jan-Jan nuanceert met het meer zeggende woord 'koloniaal'. "Waxprint is ontstaan in Indonesië en via Nederlandse bedrijven in Afrika terechtgekomen. Denk maar aan het Nederlandse merk Vlisco."

Wadada wordt geroemd met vier prijzen, waaronder de publieksprijs en de Christine Mathijs-prijs van Dries Van Noten.

Kimono Antwerp-style

In 2010 ontwerpt Jan-Jan zijn eerste collectie als zelfstandige modeontwerper: Yukkuri. Met deze collectie introduceert hij zijn oversized en trendvrije silhouetten in de modewereld, een stijl die hij tot op vandaag blijft uitpuren. Jan-Jans losse kledingstukken refereren vaak naar West-Afrikaanse boubou's en Japanse kimono's.

Vooral dat laatste kledingstuk draagt de ontwerper hoog in het vaandel. Aan de muur van zijn atelier hangt sinds jaar en dag een honderd jaar oude zomerkimono ter inspiratie, gemaakt van washi, een soort Japans papier. Met de mouwen gespreid vormt de kimono een kaarsrechte T-vorm: de essentie van een kledingstuk.

"De kimono wordt alleen met rechte lijnen gevormd", legt Jan-Jan uit. "Dat principe vind je terug in heel wat traditionele kleding, ook oud-westerse. De kimono is opgebouwd uit vier keer de breedte van een standaard rechthoekig stuk weefsel." De breedte van dat weefsel is ongeveer een onderarm lang. Waarom? Puur praktisch: die breedte werkt het gemakkelijkst. "Voor een stuk van een meter breed bijvoorbeeld, zou de wever heen en weer moeten stappen."

Belangrijker dan het gemak is het gebrek aan afval: door een recht kledingstuk te naaien uit rechthoekige weefsels wordt er geen stof weggegooid. "Vroeger had je als couturier persoonlijk contact met de wever ergens verder in het dorp. Die wever werkte misschien wel drie weken aan zo'n rechthoek stof. Dan ging je als ontwerper niet denken: o, een cirkel zou leuk zijn; en vervolgens een hoop reststof weggooien."

Het is die traditionele aanpak die Jan-Jan in zijn werk in stand houdt. Tegenwoordig noemt men dat 'eco-fashion', Jan-Jan beziet dat eenvoudiger. "Dat heet respect. Respect voor je basisproduct. En voor iedereen die eraan meewerkt."

De man maakt de kleren

Zo'n kimono heeft best een tweedimensionaal ontwerp. Het kledingstuk krijgt pas een driedimensionale vorm op het moment dat de mens erin kruipt. Het principe is dat een en hetzelfde ontwerp een andere vorm krijgt naargelang de persoon die erin zit. Klinkt logisch, maar in de hedendaagse westerse confectie en couture gebeurt meestal het omgekeerde. Een maatpak construeert onze schouders, een kokerrok creëert een bepaald soort taille en heupen. Wij vormen niet, maar worden gevormd.

Jan-Jan: "In 2006 heb ik drie maanden door Mali en Senegal gereisd. De manier waarop de inwoners er in boubou's ogenschijnlijk vertraagd door de Sahel wandelen in de wind: het is een fantastisch beeld waar ik nog wekelijks aan denk. Maar goed, op een bepaald moment zag ik een koppel met exact dezelfde boubou aan. Toch zagen man en vrouw er zo anders uit, elk mooi op hun eigen manier." Elk hun eigen silhouet in hetzelfde kledingstuk.

Aan de aha-erlebnis in de Sahel ging een Europees geïnspireerde eureka vooraf. "In het tweede jaar van de Modeacademie moet iedere student een historisch kostuum kopiëren", zegt Jan-Jan. "Ik koos voor een jurk van Madeleine Vionnet, een Franse ontwerpster uit het interbellum, het tijdperk dat de korsetten de vuilnisbak ingingen en jazz belangrijk werd. Haar jurk was geïnspireerd op traditionele Griekse toga's." (haalt boek en toont foto van jurk) "Deze jurk bestaat dus uit vier rechthoeken, that's it. En als je het aandoet, valt het perféct. (kurkdroog) Ta-da."

Nooit gedacht dat de modevisie van Japan, de Sahel en de Oude Grieken elkaar zouden kruisen? Honderden jaren geleden stond kleding overal ter wereld in het teken van de vrijheid des lichaams. Wat Jan-Jan doet, is die traditie terug in acht nemen. In een vorig interview liet hij optekenen dat wanneer mensen voor de eerste keer zijn kleren passen, zij haast als een gesluierde oriëntaalse prinses beginnen te dansen.

"Dansen is misschien overdreven," nuanceert hij, "maar zoals het maatpak je zelfvertrouwen geeft, geven mijn kleren je een gevoel van vrijheid. Het is een gevoel dat vooral mannen niet meer kennen, maar wel nog appreciëren. Denk maar aan de jogging die populair is."

Iedereen gelijk voor de naad

Jan-Jan gaat steeds verder in die gedachte van lichamelijke vrijheid. Voor zijn vijfde collectie probeert hij zo veel mogelijk uit één stuk stof te ontwerpen, de zogenaamde one-piece pattern. "Naden belemmeren het lichaam", zegt hij. Maar er zit meer achter dat dumpen van de naden. "Onlangs kreeg ik in Japan een journalist voor mij - die er trouwens gigantisch preppy uitzag - en stelde mij de volgende vraag: 'Als je one-piece patterns ontwerpt, wil dat dan ook zeggen dat je een one-piece mensbeeld hebt; dat je geen grenzen wilt stellen tussen de mensen?' Ik stond er met mijn kin tot op de grond. Hoe haal jij dat uit een broek, dacht ik. Hij sloeg wel de nagel op de kop. Ik probeer kleding te ontwerpen die eerder de gelijkheid tussen de mensen onderstreept dan de verschillen."

Een discours over gelijkwaardigheid zowaar, in de mode! "Tja, ik heb mode nu eenmaal als werkveld", antwoordt hij. "Desalniettemin irriteert het me dat de helft van de wereld buiten de boot moet vallen om de andere helft te kunnen plezieren. Dat klopt gewoon niet. Ik geef toe dat de vluchtelingencrisis me meer interesseert dan de nieuwste trend in modeland... Ergens heb ik mijn jongste collectie vanuit die verontwaardiging ontworpen."

Family guy

Hoe komt een blanke jongen uit Wilrijk tot zulke grensoverschrijdende gevoelens van saamhorigheid? De kiem ligt bij zijn artistieke ouders die er een open geest op nahouden. Vader is decorbouwer op Vlaamse filmsets, moeder runde ooit de eerste punkwinkel in Antwerpen in de jaren 80. "Punkkledij met de rugzak geïmporteerd vanuit Engeland; en daarna met de auto natuurlijk", vertelt - en relativeert - Jan-Jan. "In die tijd studeerde De Zes van Antwerpen nog en zij kwamen wel eens over de vloer. Nu, dat verhaal klinkt misschien wat te cheesy... Ik wil maar zeggen: met dat soort verhalen ben ik opgegroeid."

Moeder heeft de modekriebel opgewekt, zoveel is duidelijk. Nog steeds speelt zij een grote rol in Jan-Jans modeverhaal: ze beheert zijn financiën. "Zij beheert ook de boekhouding van mijn vader en heeft zelfs ooit nog die van Zita Swoon gedaan. Ze weet hoe ze met cijfers moet omgaan. Daarnaast is zij iemand die steeds als eerste oplossing voorstelt: 'Anders zal ik het wel doen.' En aangezien zij die reflex nooit zal afleren, kon ik haar er maar beter bij betrekken. (lacht) Mijn ouders hebben me nooit met geld kunnen ondersteunen, maar ze staan altijd paraat met raad en daad. Ik wil hen dan ook in mijn verhaal houden."

Naast zijn moeder zijn de twee andere vaste medewerkers zijn schoonzus en zijn man: Pietro Celestina. Pietro startte vijf jaar geleden mee het bedrijf mee op en houdt daarnaast designwinkel Atelier Solarshop open. Die winkel ligt bijna om de hoek van het atelier in de Dambruggestraat, waar Afrikaanse winkels en telefoonboeren met de plak zwaaien. "Solarshop vertelt in een beeld waar mijn collectie voor staat", luidt het. Lees: mysterieus, superdivers en weloverwogen. Met Solarshop houden Pietro en Jan-Jan zich bewust weg van de highstreet (in Antwerpen te vertalen als de Kloosterstraat), waar omzet van goederen primeert op de uniciteit van het object. Ieder object wordt minutieus door Pietro geselecteerd. Kortom: wat je in Solarshop aantreft, vind je nergens anders. "Als we in Miami een prachtige schaal tegenkomen, dan sleuren wij die mee in onze rugzak", zegt Jan-Jan nog. Alleen al de moed om zo'n nicheshop vol te houden in het onhippe Antwerpen-Noord, spreekt boekdelen over het koppel.

"Slow fashion, dat woord zal ik nooit gebruiken." Doordat Jan-Jan en Pietro zo minutieus hun eigen wereld opbouwen, krijgen zij vaak het etiket van slow design opgespeld. "Ik probeer gewoon de controle te behouden. De eerste collectie heette Yukkuri, wat Japans is voor 'zachtjes aan, stap voor stap'. Dat woord herhaalt zich in het refrein van een nummer van Tricky ('A Song for Yukiko', RGJ) en stond tijdens het ontwerpen op repeat. Mij gaat het erom geen overhaaste beslissingen te nemen. Dit merk is ons kind. Ik wil geen halfslachtige collectie. Alles wat naar buiten komt, daarvoor moet ik mijn kop voor op de tafel kunnen leggen."

Ook dat Jan-Jan maar één collectie per jaar uitbrengt, speelt recht in de kaarten van journalisten die hem een slow fashion designer noemen. "Eén collectie per seizoen vind ik genoeg qua output", zegt hij resoluut. "Ik ben nooit fan geweest van het grote circus van overconsumptie. Ik weet dat er highstreet brands zijn die uitgedokterd hebben dat zij een grotere winst genereren als zij aan overproductie doen. Zo dwingen zij immers een lagere prijs af bij de fabrikant. Kortom, ze produceren bewust een deel kleding dat nooit de consument zal bereiken. Voorbestemd om weggegooid te worden. Daar heb ik een probleem mee. Ik ben geen groene activist hoor, maar als ik tegenwicht kan bieden, hoe kleinschalig ook, dan wil ik daar wel mijn energie in steken."

Dat hij liever niet voor een corporate onderneming wilt werken, leerde Jan-Jan kort na zijn studie als manusje-van-alles van het ontwerpteam bij denim-gigant Lee. "Op een gegeven moment zag ik vier jeansmerken exact hetzelfde T-shirt produceren omdat zij allemaal eenzelfde merk gekopieerd hadden; een beslissing van de salesafdeling. En dat terwijl de ontwerpers van het designteam allemaal eigen ideeën hebben. Waarom niet kiezen voor een authentiek idee? Sommige ontwerpers kunnen heel goed gedijen in zo'n systeem, ik niet. Hoewel de sfeer op de werkvloer fantastisch was, stoorde de beperkte betrokkenheid mij enorm."

De naaister van de onderarm

Ten huize Van Essche is betrokkenheid net een kernbegrip. Jan-Jan houdt namelijk zijn ogen op de stof tot in het naaiatelier. "Als iemand een bepaald stuk niet graag stikt, dan zie ik dat", zegt hij. "Ik weet in de ateliers exact welke werkneemster waar goed in is. Bij een bepaalde fabrikant dienen de naden van de onderarm bijvoorbeeld door één welbepaalde werknemer genaaid te worden. Naaisters zijn geen robots, hè. Een kledingstuk naaien is niet zoals een auto assembleren."

De stoffen komen van heel de wereld, de productie gebeurt in België. "Voor 90 procent toch", nuanceert Jan-Jan. "Ik heb weet van één fabrikant die ook een atelier heeft in Polen, maar daar zijn de lonen nog redelijk."

In België zijn er volgens Jan-Jan nog een vijftiental ateliers gevestigd. Hij werkt samen met een vijftal daarvan. "De Belgische fabrikanten zijn stuk voor stuk gepassioneerde mensen met 'een hoek af'. Ze staan dagelijks om zes uur 's ochtends in de fabriek om de strijkpersen op te zetten voor de naaisters. Daarom dat ik graag met die mensen samenwerk. Het is een ongelooflijke metier."

Totale controle

Toch blijft voor Jan-Jan de logistiek de grootste reden om in eigen land te produceren, daar doet hij niet flauw over. "Het is gewoonweg niet rendabel om zeer kleine oplages naar het buitenland te verkassen", geeft Jan-Jan toe. Het gaat hem over die totaalcontrole over het product. En dat zie je. Jan-Jans collecties belanden misschien niet continu op de pagina's van de modebladen, insiders van de mode-industrie bewieroken hem voor zijn kunde. De manier waarop zijn one-piece patterns zo perfect 'vallen', werpt bij andere ontwerpers grote ogen op.

Door het verhaal van lokaal produceren dwarrelt Jan-Jans naam zonder verpinken in het luikje 'ethisch'. Neem het niet verkeerd op: Jan-Jans kleding is best ethisch verantwoord, maar de designer zelf zou het woord nooit in de mond nemen. "Ethiek vind ik zo'n gevaarlijk begrip", zegt hij. "Ik ga bijvoorbeeld niet op zoek naar sustainable fabrics. Er zijn namelijk zo veel verkooppraatjes dat ik er achterdochtig van word. Ik koop liever van een klein bedrijf dat zegt: we maken déze producten en we doen dat zo goed mogelijk."

Wat hij opzoekt is dus oprechtheid. "Maar oprechtheid zou ook geen stempel moeten zijn. Ik wil dat niet als ideaal. Oprechtheid is toch gewoon het minste?"

Etiketjesmoe

Gedurende heel het interview doet Jan-Jan niet anders dan nuanceren en relativeren. We ontwaren bij hem een etiketjesmoeheid: beu om door ieder antwoord een label opgeplakt te krijgen. "Door al die labels schaam ik me bijna om bepaalde aspecten van mijn werk te verdedigen", zegt hij. "Alles krijgt een stempel en wordt een oneliner: ethisch, ecologisch, slow fashion."

Het is vooral eenvoudig om Jan-Jan te labelen. Hij legt het circus van de overconsumptie naast zich neer en ontwerpt daarbij ook nog eens etnisch getinte kleding die lekker los om het lichaam hangt. Voeg daar zijn dreadlocks aan toe en je hebt een hapklaar verhaal van een anti-kapitalistische wereldverbeteraar. "Ik zou perfect een kant-en-klaar marketingverhaal kunnen opbouwen, maar daar heb ik geen zin in want daar gaat mijn kleding ook niet over."

Zijn integriteit staat in de weg. Integriteit, in de creatieve business een haast uitgestorven eigenschap.

Etiketten brengen ons bij het aloude hokjesdenken. Het internet mag dan wel subculturen definitief de doodsteek gegeven hebben - men combineert tegenwoordig bomber jackets, Doc Martens, baseballpetten en andere symbolen door elkaar - alles wordt paradoxaal genoeg nog harder in hokjes gepropt. Sterker nog: consumeren is niet meer alleen 'kopen', consumeren betekent ook ethische beslissingen nemen en bepaalt sterk wie je bent. "Aan alles hangt een hele lifestylebubbel vast", zegt Jan-Jan. "Onlangs in New York had ik dat gevoel erg hard. Wanneer ik een winkel binnenstapte die ik leuk vond, voelde ik me binnen enkele seconden al in de val gelokt. Naar een biowinkel ga ik liever niet, ook al hebben zij daar de beste groenten. Ik weiger aan die labels mee te doen."

De ongebreidelde drang van de mens om op alles een etiket te spelden is er gekomen doordat alles een product verworden is. Letterlijk álles is vandaag de dag te koop en moet daarom ook transparant en duidelijk zijn. Wij, de consument, willen immers geen kat in een zak kopen. Het meest perverse effect van al dat labelen is trendvorming.

"Men bombardeert alles tot trend en na de trend verliest het ding zijn waarde: het ding wordt een woord en dat woord wordt oudbakken", zegt Jan-Jan. "Al snel volgt dan het verwijt: 'Dit hebben we al gezien.' Alsof iedere ontwerper zichzelf elk jaar zou moet heruitvinden. Dat heeft men aan Le Corbusier toch ook nooit gevraagd?"

janjanvanessche.com / ateliersolarshop.be