Direct naar artikelinhoud

Ooit werd België geprezen om zijn moed

De Belgische ontwikkelingshulp maakt een slechte beurt

Internationale organisaties trekken aan de alarmbel: wereldwijd daalt het budget ontwikkelingssamenwerking. België blijkt volgens deze instellingen een van de slechtste leerlingen.

De verklaring daarvoor is eenvoudig en we waarschuwden er al in 2010 voor. Op dat moment werd niet minder dan 416 miljoen euro kwijtschelding van oude en grotendeels afgeschreven schulden meegeteld als ontwikkelingsmiddelen. Dit dikte wel de cijfers aan tot 2,27 miljard euro of 0,64 procent van het bruto nationaal inkomen (bni), maar het bracht niet veel op voor de Congolezen. Het betreft hier namelijk oude en afschreven schulden, die nog wel op papier bestaan, maar in economische termen nauwelijks nog iets voorstellen. Mocht je deze schulden willen doorverkopen aan iemand anders, zou je nog maar een fractie van de nominale waarde krijgen. Toch werd het bedrag volledig in de cijfers meegerekend. In 2011 kon dit systeem niet meer worden toegepast en strandde België op 2,01 miljard euro of 0,53 procent. België dat tot voor kort door alle internationale instellingen geprezen werd om zijn moed, maakt hierdoor nu een slechte beurt.

1,25 dollar

Ons land is niet alleen. Wereldwijd daalde de bijdrage van de industrielanden tot 0,31 procent van hun gezamenlijke bni. Ten opzichte van de reële noden op het terrein is dit een pijnlijke vaststelling. Vandaag leven nog steeds 1,2 miljard mensen onder een absolute armoedegrens van 1,25 dollar per dag en ongeveer 2,4 miljard mensen moeten rondkomen met minder dan 2 dollar per dag.

Dat de Grieken en de Spanjaarden hun focus tegenwoordig wat minder richten op ontwikkelingslanden is begrijpelijk. Als we niet opletten duwen de Europese Commissie en het IMF Griekenland binnenkort zelf nog in het statuut van middeninkomensland. Maar dat ook een aantal EU-lidstaten die er veel beter voor staan de crisis zo afwentelen, is een andere zaak. Voor de hele EU daalde de ontwikkelingssamenwerking tot 0,42 procent van het bni en verschillende landen kondigden al scherpe dalingen aan voor 2012. Het kan ook anders. Denemarken, Luxemburg en Zweden willen in de toekomst vrijwillig 1 procent van hun bni voorzien. En zelfs Groot-Brittannië koos resoluut voor grotere ontwikkelingsbudgetten, zodat ze daar binnen enkele jaren als eerste grote EU-lidstaat ook de 0,7 procent zouden kunnen bereiken.

Intussen wordt in het regeerakkoord wel vastgehouden aan de 0,7 procent, maar in de begroting is het budget ontwikkelingssamenwerking tot en met 2014 bevroren op het niveau van 2011. Er komt zelfs geen indexering.

In tijden van economische crisis is het altijd moeilijk om extra middelen te vinden. Maar toch kan dit geen excuus zijn voor een van de rijkste landen ter wereld om niet eens 70 cent per 100 euro te besteden aan ontwikkelingssamenwerking. Deze solidariteitsbelofte is ondertussen al zo vaak herhaald en werd in België zelfs wettelijk vastgelegd in 2002, dat het lachwekkend zou zijn als het niet zo ernstig was.

Ook kwaliteit

Maar de uitdaging ligt niet alleen in het al dan niet halen van de 0,7 procent en ook niet enkel binnen de ontwikkelingssamenwerking. Hulp alleen kan niet leiden tot ontwikkeling. Ik herhaal dit tot vervelens toe, al wordt het niet altijd gehoord. Voldoende geld is belangrijk en nodig, maar is niet dé oplossing. Een pleidooi voor bijkomende middelen is bovendien enkel geloofwaardig als die ook doeltreffend besteed kunnen worden. Het gaat niet enkel over de kwantiteit, maar ook over de kwaliteit. Donoren kunnen bijvoorbeeld nog vooruitgang maken in het samenwerken om overlappingen op het terrein te vermijden. Tegelijk zijn er heel wat hinderpalen die moeten geruimd worden. Er worden dagelijks beslissingen genomen, of net niet, waardoor de kansen op ontwikkeling voor individuen en landen in het zuiden in de kiem worden gesmoord. Het Europese handelsbeleid, afspraken of het niet uitvoeren van afspraken bij de ontginning van grondstoffen, enzovoort.

Of de opwarming van het klimaat, die bijzonder zwaar inhakt op het Zuiden. Met jaarlijks 300.000 doden en miljoenen mensen in de problemen is het getreuzel van zowel onze eigen politici als van de belangrijkste wereldleiders hemeltergend. We hopen alvast in eigen land dat het succes van Sing for the Climate daar eindelijk verandering in brengt. Natuurlijk, bij rampen moeten we uiteraard met de ambulance uitrukken, maar er moet tegelijk, zelfs in crisistijd, voldoende geïnvesteerd worden in preventie, in weerbaarheid van kwetsbare bevolkingsgroepen, in ontwikkeling. Door er voldoende middelen voor vrij te maken. Maar ook door een economisch, sociaal en ecologisch beleid dat vooruitgang niet belemmert.