Direct naar artikelinhoud

Europese groeicijfers tonen kloof tussen noord en zuid

De grootste twee economieën van de eurozone verrasten in het eerste kwartaal met een veel forser dan verhoopte groei. Frankrijk liet de sterkste groei in vijf jaar optekenen, in Duitsland kwam de groei met 1,5 procent de helft hoger uit dan verwacht. Het contrast is groot met nummer drie Italië, dat zijn economie maar niet aan de praat krijgt.

Duitsland, de economische motor van de eurozone, heeft het groeidipje van eind 2010 vlot verteerd. De groei versnelde in het eerste kwartaal van 2011 tot een erg stevige 1,5 procent, bijna vier keer zoveel als de 0,4 procent groei in het laatste kwartaal van vorig jaar en ruim meer dan het groeitempo van 0,9 procent dat economen verwachtten.

De 1,5 procent Duitse groei komt zelfs redelijk in de buurt van de 2,1 procent groei die de Chinese economie, berekend op kwartaalbasis, boekte.

Opmerkelijk: met de groeispurt heeft de Duitse economie de erg zware crisis verteerd. Het Duitse bruto binnenlands product (bbp) bevindt zich nu exact op het peil van het eerste kwartaal van 2008. Toen zette de Duitse economie een krimp in, die na het bankroet van Lehman Brothers en de wereldwijde crisis eind 2008, begin 2009 een ijzingwekkende vrije val werd.

Destatis, het Duitse bureau voor de statistiek, geeft pas op 24 mei een uitsplitsing van de groei in de vier grote vraagcomponenten (gezinsconsumptie, bedrijfsinvesteringen, overheid en netto-uitvoer), maar voor economen lijdt het nu al geen twijfel dat het Duitse economische herstel stilaan meer uitgebalanceerd is. En dat het ‘tweede wirtschaftswunder’ geen puur exportverhaal meer is, want dat ook de legendarisch zuinige Duitse consument dankzij de florerende arbeidsmarkt stilaan de vinger van de knip haalt.

“Germany, 12 points”, vat ING-econoom Carsten Brzeski de toestand samen met een knipoog naar het Eurosongfestival in het Duitse Düsseldorf.

Frankrijk, de tweede economie van de eurozone, liet in het eerste kwartaal een groei van 1 procent optekenen. Dat is een stuk beter dan de 0,6 procent waar economen op rekenden en de sterkste prestatie in vijf jaar. De groei is ook drie keer sneller dan de 0,3 procent eind 2010. Het is geleden van de hoogconjunctuur in 2006 dat de Franse economie in zo’n hoog tempo groeide. In het tweede kwartaal van 2006 was er 1,1 procent groei. Dat maakte het Insee, het Franse bureau voor de statistiek, bekend.

Parijs en Berlijn trapten een ware hoogmis van groeicijfers voor de eurozone af. Ook kernlanden Oostenrijk (1 procent) en Nederland (+0,9 procent) groeiden fors. Door de sterke kern kwam de groei in de hele eurozone uit op 0,8 procent, meer dan de 0,6 procent waar economen op rekenden.

Concurrentieprobleem

Italië, daarentegen, onderstreept de tweespalt tussen de gezonde kern van de eurozone en de periferie, waar landen als Griekenland, Portugal en Ierland kreunen onder de schuldenlast en een weinig concurrentiële economie. De Italiaanse economie kampt met een chronisch concurrentieprobleem. Terwijl Duitsland de crisis volledig verteerd heeft en Frankrijk ei zo na, is de Italiaanse economie nog steeds ruim 5 procent kleiner dan de precrisispiek.

Italië kreeg tijdens de crisis van 2008-2009 bijna even harde klappen als Duitsland, maar de heropleving is bijzonder mager in vergelijking met de Duitse economie.

Ook Spanje legde een groei van slechts 0,3 procent voor. Maar dat Spanje überhaupt groei boekt, is nog relatief bemoedigend, gelet op de zware vastgoedcrisis in het land en de forse saneringen die premier José Zapatero doorvoert om het land uit het vizier van de financiële markten te houden.

Griekenland verraste met een groei van 0,8 procent, meteen de eerste groei na vijf opeenvolgende kwartalen met een stevige krimp. In vergelijking met het eerste kwartaal van 2010 is de Griekse economie wel nog altijd 5 procent kleiner, als gevolg van de drastische sanering van de overheidsfinanciën.

Gisteren publiceerde de Europese Commissie haar groeivooruitzichten. Ook die cijfers (zie kaart) wijzen op een almaar grotere kloof in de eurozone tussen achterblijvers als Griekenland, Portugal, Spanje, Ierland en Italië en de kern van Europa onder leiding van Duitsland.