Direct naar artikelinhoud

'We hadden meer toeters en bellen nodig'

Eerst werden ze door kneuterige critici nog versleten voor Joy Division-revivalists, maar met hun tweede plaat zingen de heren van Customs lof op hun eigen zotheid. Frontman Kristof Uittebroek: 'Ik moet oppassen dat de Freddie Mercury in mij niet te veel naar boven komt.'

Net zoals het enkele zomers geleden onmogelijk was Studio Brussel op te zetten zonder koud gepakt te worden door hun hitsingle 'Rex', is er ook nu weer geen ontsnappen aan het verdomd swingende 'Harlequins of Love'. "Bij dat laatste nummer kunnen zelfs de stoerste mensen niet stil staan en dat is leuk. Het album Harlequins of Love heeft ook de duistere kant die men met Customs verbond wat losgekoppeld", legt zanger/gitarist Kristof Uittebroek ons tevreden uit. "Meer toeters en bellen, dat hadden we nodig."

Dit is je tweede plaat als zanger. Voelt het nog altijd zo onnatuurlijk aan?

Kristof Uittebroek: "Ik sta nu al wel op het punt dat ik het niet zou kunnen verdragen mocht iemand anders de plaats achter de micro trachten in te nemen. Ik ben zeker niet de beste zanger ter wereld, maar wel de beste zanger van Customs. Daar bedoel ik mee dat Customs zonder mijn stem, niet helemaal Customs meer zou zijn."

Voedt dat je ego?

"Dat is iets raars. Ik denk dat mijn kwaliteiten als gitarist groter zijn dan die als zanger, maar het gitaarspelen beperkt zich nu dus tot wat basics. Dat maakt dat het niet meer zo leuk is om gitaar te spelen en dat is spijtig. Maar mijn ego... Het zorgt er vooral voor dat ik verondersteld word een stuk van mezelf bloot te geven in de teksten. Als gitarist kan je iemand anders zijn terwijl, mocht je als zanger niet eerlijk zijn, dan kijkt iedereen door je heen. In het begin is het leuk om het gezicht van de band te zijn, maar op den duur merk je dat je jezelf wat beu wordt."

En dan laat je een snor staan?

"Bijvoorbeeld (lacht). Maar ik heb ook vooral een omgeving die mij met mijn voeten op de grond houdt. Zodat de Freddie Mercury in mij niet té fel ontwaakt."

Bij vorige je plaat zei je nog dat je muziek wilde maken die door computers en synths gemaakt kon worden, zoals Kraftwerk.

"Toen was dat zeker het doel, maar die filosofie hebben we dus de prullenmand in gegooid. We zijn van dat idee afgestapt omdat het door die aanpak was dat ons punt niet duidelijk werd."

Terwijl Kraftwerk eigenlijk gedigitaliseerde James Brown is.

"En dat is ook hetgene dat ons daar zo in aansprak. Dat het tegelijk zo vol gevoel zat en een toch wat pseudo-industriële feel wist te creëren. Zélfs live. Customs zijn en waren nooit dat duistere bandje waar iedereen ons voor nam. We bouwen op ironie, en dat leken veel mensen niet te snappen. Natuurlijk zit er een donker kantje aan. Maar dat associeer ik dan eerder met Black Adder dan met pakweg Joy Division."

Je speelt graag met iconen. Als een soort geschiedenisles?

"Zo belerend wil ik niet zijn. Maar wat ik vandaag in de popmuziek mis, is intertekstualiteit. Hoe de ene kunstenaar reageert op de andere. Of gewoon een gesprek op gang trekt. Misschien is de popmuziek daar nog te jong voor."

Bij rappers gebeurt het wel.

"Maar daar gaat het vaak alleen over wie de grootste heeft (lacht). Als er tegenwoordig iemand aanschurkt tegen het werk van iemand anders, dan valt eerst de term plagiaat. Alles is altijd gepikt, terwijl het er net zo goed een commentaar op kan zijn.

In 'Harlequins' voer je een dandy op. Een dandy relativeert zijn eigen ik door een ironische houding verscholen achter een piekfijn uiterlijk.

"En dat is zeker een facet van mij. Als zanger of als songschrijver kan je onmogelijk elk facet van je persoonlijkheid aan bod laten komen, maar die dandy zit er zeker ergens in."

Hoe zou de gitarist van Circle naar die dandy van Customs kijken?

"Ik denk wel positief. Los van de muziek zou ik geïntrigeerd zijn hoe ze met het totaalpakket bezig zijn. Dat is iets wat ik te veel mis in de muziek. Tegenwoordig zie je overal dezelfde kapsels, dezelfde kledij."