Direct naar artikelinhoud

Ex-partners fiscaal gediscrimineerd bij co-ouderschap

Ex-partners met een co-ouderschapsregeling worden niet op een gelijke manier behandeld bij de toekenning van sociale en fiscale voordelen. Dat zegt oppositiepartij sp.a en fiscale experts bevestigen. Maar een oplossing? Die is nog niet voor morgen.

Oppositiepartij sp.a klaagt aan dat de fiscale kortingen bij co-ouderschap integraal naar de ouder gaan bij wie de kinderen gedomicilieerd zijn. De waterfactuur is een bekend voorbeeld, maar fiscaal zijn er nog meer regels waarbij niet iedere ouder gelijk is voor de wet. De onroerende voorheffing, de woonbonus en de terugbetaling van het belastingkrediet voor kinderen ten laste, bijvoorbeeld.

Bij allemaal is het criterium: hebt u kinderen ten laste? En aangezien die vraag de facto neerkomt op de wettelijke domicilie van een kind, komt het voordeel steeds de partner toe bij wie het kind officieel ingeschreven staat. Ook al hebben beide ouders een 50/50-regeling afgesproken.

Al die regelgeving is Vlaamse materie. Momenteel wordt er nog niet aan een oplossing gewerkt, zegt bevoegd minister Bart Tommelein (Open Vld). Federaal is er al wel een poging tot gelijkschakeling gebeurd. Sinds 2007 bestaat de mogelijkheid om onder meer de verhoging van de belastingvrije som gelijk te verdelen over de twee ex-partners. Op voorwaarde dan wel dat die twee even veel instaan voor de opvoeding van het kind. Minister van Financiën Johan Van Overtveldt (N-VA) presenteert vrijdag zijn nieuwste analyse van fiscaliteit bij verschillende gezinsvormen.

Wegen scheiden

Maar ook daar is de ongelijkheid niet helemaal weggewerkt, zegt expert fiscaal recht Michel Maus (VUB). "Alleen wie getrouwd was of wettelijk samenwonend, kan zo'n aanvraag indienen. Partners die alleen feitelijk samenwoonden, vooraleer de wegen scheidden, niet."

Naar de exacte grootte van het probleem is het vooralsnog schatten. Cijfers over gezinnen in co-ouderschap en de verblijfsregelingen die ze getroffen hebben, zijn allerminst volledig, blijkt uit de gegevens van de FOD Economie. Van de bijna 12.000 koppels die in 2015 scheidden, is van meer dan 9.000 niet bekend of ze kinderen hadden. Laat staan welke regeling er getroffen werd.

Maar dat de gezinssamenstelling alleen maar diverser wordt, blijkt wel uit de cijfers van het Kenniscentrum Hoger Instituut voor Gezinswetenschappen. Zij constateerden dat er in 2016 liefst 28 procent minder gehuwde paren waren met thuiswonende kinderen dan in 1991, ofwel een daling met 245.000 huishoudens. Vlaanderen telde vorig jaar 635.000 huishoudens bestaande uit gehuwde koppels met kinderen, in 1970 waren er dat nog 880.000. Het aantal ongehuwde koppels met kinderen steeg in die periode van 25.000 naar 190.000, het aantal alleenstaande ouders van 148.000 tot 226.000.

In afwachting van een oplossing ten gronde stelt sp.a voor om de korting via een eenvoudige melding aan de watermaatschappij of de belastingdienst over beide ouders te verdelen. Een idee waar fiscalisten nu niet meteen warm voor lopen. Zij pleiten ervoor om meer fiscale koterij te vermijden en de ongelijkheid ineens deftig aan te pakken.

En dan wijst zowel Maus als fiscaal expert Niels Bammens (KU Leuven) onmiddellijk naar het nu bepalende criterium "kind ten laste". "Dat lijkt me voor dit soort kortingen niet de beste maatstaf", zegt Bammens. Maus is het daar helemaal mee eens. "Als we vinden dat het hebben van een kind recht geeft op bepaalde kortingen, dan moet iedereen die gelijk instaat voor dat kind daar ook recht op hebben. En dan moeten we ook inzien dat ten laste zijn niet gelijk mag zijn aan domicilie."

Om aan echte oplossingen te kunnen werken, moet er rekening gehouden worden met hoe de gezinnen vandaag precies samengesteld zijn, zegt Bammens. "Er is zo'n grote diversiteit aan samenlevingsvormen in de praktijk. Als we daar geen rekening mee houden, bestaat het risico dat we andere discriminaties in het leven gaan roepen." Sp.a is alvast online een eigen kleinschalige bevraging gestart.